A.F.A.M. Wetzer, 21 oktober 2010
Aan het einde van de Louwschepoort is een restant bewaard gebleven van het voormalige zusters van Orthenklooster. Dit object, wat bekend staat onder de naam "Het pand", was de voormalige refter van het complex. Naast de refter zijn er nog een aantal kleinere bouwdelen bewaard gebleven. “Het pand” wat tijdens een vooronderzoek gedurende enkele maanden in het vroege voorjaar van 2008 is ingemeten en gedocumenteerd, was zogezegd de refter van het klooster. Aanleiding voor dit onderzoek zijn voorgenomen onderhoudsplannen en restauratieplannen op de lange termijn. Om inzichtelijk te krijgen hoe de bouwgeschiedenis van het pand eruit ziet, en om de historische structuren in beeld te krijgen heeft er een niet destructief bouwhistorisch onderzoek plaats gevonden. De geschiedenis van het kloostercomplex gaat terug tot het jaar 1424 wanneer met de hulp van de broeders des gemeenen levens een klooster werd opgericht. Aanvankelijk gebouwd als een nonnenklooster maar later, omstreeks 1444, werd het klooster een zogenaamd dubbelklooster met zowel mannen als vrouwen en heeft in die hoedanigheid gefungeerd tot 1629. Na het beleg van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629 werden de gebouwen geleidelijk verkocht en afgebroken waarbij alleen de vrouwen het klooster tot 1692 nog hebben bewoond. Het pand werd, evenals andere bebouwing, in 1692 verkocht en kwam in handen van Rogier van Heze die het onderbracht in een naar hem vernoemde stichting en het pand geschikt maakte voor de huisvesting van onvermogende alleen zijnde mannen en vrouwen. De oudst bekende kaart waar het klooster op ingetekend staat is een prent die waarschijnlijk rond 1700 is vervaardigd (zie afbeelding 1, links is het noorden). Hierop is een groot gedeelte van de kloosterbebouwing ingetekend met ook “den Refter”. De refter (groen ingekleurd) bestaat hier uit een rechthoekig bouwdeel wat in een gelijke breedte doorloopt in noordelijke richting en daar als “Paters Hofken” staat aangeduid (rood ingekleurd). Zuidelijk grenst een smaller bouwlichaam aan de refter met daartegen, in westelijke richting, een enigszins vierkant bouwdeel wat als “Paters Quartier” staat aangeduid (blauw ingekleurd). Buiten “het pand” zijn voor een langere periode ook nog lang het poortgebouw langs de Binnendieze en het materhuis bewaard gebleven (zie ook pagina: gemeentelijk archeologisch monument Zusters van Orthenpoort). Het poortgebouw aan de Zusters van Orthenpoort is tot net na de Tweede Wereldoorlog bewaard gebleven maar is destijds gesloopt en vervangen door een, op het origineel geïnspireerde, nieuwbouw. Het mater- of bedehuis is in 1942 gesloopt. Van dit bedehuis (XVA) was in 1800 het mannengedeelte al gesloopt waardoor er nog slechts vijf traveeën van het grote gebouw resteerden (opgetekend door Jan Mosmans). In de bezettingstijd van de tweede wereldoorlog is het resterende gedeelte gesloopt. Alleen de fundamenten zijn op het binnenterrein van het later gebouwde woningbouwcomplex bewaard gebleven. De refter (bouwdeel A) stamt van oorsprong uit de eerste helft van de 15de eeuw en bestaat uit een langgerekt bouwlichaam (8,5 x 23,5 meter) bestaande uit een begane grond, verdieping en zolder onder een zadeldak. Van het oorspronkelijke bouwdeel uit de 15de eeuw is, voor zover nu bekend, alleen het muurwerk op de begane grond en de verdiepingsbalklaag bewaard gebleven. De verdieping, zoldervloer en kapconstructie zijn in de tweede helft van de 19de eeuw tot stand gekomen. Welke precieze omvang de refter van oorsprong heeft gehad is vooralsnog niet duidelijk. De refterzaal heeft thans een omvang van zes traveeën waarbij de twee lange zijgevels oost en west gericht zijn. Van de oorspronkelijke constructie is de samengestelde verdiepingsbalklaag bewaard gebleven. Ook onderdelen van een houtskeletconstructie (muurstijlen en korbeels) zijn nog aanwezig evenals kaarsnissen in de oostelijke gevel. Inwendig is de reftervleugel, die oorspronkelijk waarschijnlijk geen indeling heeft gekend, opgedeeld met slaapkamers voor de huisvesting van onvermogende alleen zijnde mannen en vrouwen. Het pand heeft oorspronkelijk kruisvensters in beide zijgevels gehad. Een venster is deels bewaard gebleven. Later, in de 18de eeuw, zijn hier schuifvensters in geplaatst die weer later, in de 19de eeuw, zijn vertimmerd. Tegen de zuidgevel van de refter staat een smaller bouwdeel (bouwdeel B) dat waarschijnlijk ook in de 15de eeuw gelijktijdig met de refter is gebouwd. Waarschijnlijk vormde deze vleugel een geheel met het later gesloopte en als “Paters Quartier” aangeduide bouwdeel. Deze vleugel is eind jaren veertig van de 20ste eeuw gesloopt. Van de oorspronkelijke vleugel resteert een groot gedeelte van het muurwerk met daarin sporen van de gevelindeling. De verdiepingsbalklaag is niet in het zicht maar bestaat mogelijk nog uit een samengestelde balklaag. In de 17de eeuw is er vervolgens een uitbreiding van het complex gerealiseerd (bouwdeel C). Deze vleugel is gesitueerd aan de oostzijde van het complex. Van deze aanbouw resteert thans nog maar een gedeelte; van het oorspronkelijk vijf traveen omvattende bouwdeel zijn er drie bewaard gebleven. De aanbouw is circa 3,5 meter breed en bestaat uit een begane grond en zolder onder een lessenaarsdakje dat aansloot op het zadeldak van de vleugel. Tegen de oostelijk georiënteerde gevel van de refter staat ten slotte een kleine dwars geplaatste vleugel (circa 5,2 x 7,3 meter) bestaande uit een begane grond en zolder onder een zadeldak gedekt door blauwe Hollandse pannen (bouwdeel D). Op de kaart van rond 1700 stond hier het “Koeyhuys” dat los stond van de reftervleugel. Het huidige huisje stamt waarschijnlijk uit de eerste helft van de 19de eeuw. In de oostelijke kopgevel is muurwerk aangetroffen dat veel verder teruggaat dan de datering van het huisje. In de gevel zit een kaarsnis. Het omringende muurwerk doet vermoeden dat we hier met een restant muur van doen hebben uit de 14de eeuw. De muur is hergebruikt als kopgevel bij de bouw van het huisje. Verder onderzoek zal wellicht meer duidelijkheid geven over gebruik en bouwfases.
Afbeeldingen:
|
'Het Pand'. In oorsprong vermoedelijk 15e eeuws restant van het klooster van de Zusters van Orthen. In schoon metselwerk opgetrokken pand met verdieping onder met rode Hollandse pannen gedekt zadeldak. Tegen de noordgevel steunberen en er in deur met 16-ruits bovenlicht; in de oostgevel een 24-ruits schuifraam en haaks tegen de zuidzijde een witgeverfde latere aanbouw zonder verdieping onder met blauwe Hollandse pannen gedekt zadeldak en met 6-ruits schuiframen; tegen de zuidgevel een lagere aanbouw onder zadeldak, die als portiek fungeert; in de westgevel 20-ruits schuiframen op de begane grond en 6-ruits schuiframen op de verdieping. Inwendig: balklagen met moer- en kinderbinten, in oostelijke aanbouw met ojief-sleutelstukken. In de gang langs de oostgevel zwartmarmeren tegels en enige kaarsnissen en muurstijlen. |
|
Toegangspoort tot 'Het Pand', z.j.
vervaardiger: Herman Moerkerk (1879-1949)
'Het Pand' was een deel van het klooster van de Zusters van Orthen en is gelegen aan de Louwse Poort.
|
2001 |
Verborgen tussen de bebouwing langs de Zuid-Willemsvaart bevindt zich het laatste bovengrondse restant van het 15e eeuwse Zusters van Orthenklooster, de voormalige refter (eetzaal). Dit klooster werd omstreeks 1423 gesticht voor de Zusters van het Gemene Leven. Enige tijd later vestigden ook de Broeders van het Gemene Leven zich bij het klooster waardoor het een zogeheten dubbelklooster werd. In 1481, tijdens de bijeenkomst van het Kapittel van het Gulden Vlies onder leiding van hertog Maximiliaan van Oostenrijk, logeerden zijn vrouw Maria van Bourgondië en hun 3-jarig zoontje Philips (de Schone) in het klooster. Bij deze gelegenheid werd de jonge Philips in de St. Jan tot ridder geslagen. Na de opheffing van het klooster in de 17e eeuw werden de gebouwen in onderdelen in 1692 verkocht aan particulieren. 'Het pand' kwam dat jaar in eigendom van de Bossche burger Rogier van Heeze die het bezit onderbracht in een naar hem genoemde stichting en het gebouw bestemde voor de huisvesting van arme alleenstaande mannen en vrouwen. Deze Fundatie van Rogier van Heeze is nog steeds eigenaar van 'het Pand'. Het wordt momenteel verhuurd aan beeldende kunstenaars. Het voormalige reftergebouw is alleen nog op begane grond niveau middeleeuws van oorsprong, de verdieping en kap van het gebouw dateren uit de 19e eeuw. Op begane grond zijn de 15e eeuwse moer- en kinderbalken met muurstijlen bewaard gebleven en is de zijmuur van de zijgang voorzien van kaarsnissen, de gangvloer bestaat uit zwartmarmeren tegels.
Open Monumentendag 2001
|
1865 | wed. A. Zeele (water en vuurverkoopster, winkelierster in komeneischwaren) |
1928 | wed. M. Arts - wed. C.W. Beaudoux - wed. Chr. Boeren - G.F. Gloudemans - mej. A.C. Gremmé - mej. W.D. Kuijpers - mej. J.M. Langens - H.J. Nieuwhart - wed. W. Pennings - mej. G. van de Pol - wed. J.M. van Santvoort - mej. A.J.M.C. Schrijner - wed. A. van Zon |
1943 | G.L. Gloudemans (kantoorbediende) - M.W. Kuiper-Brak - L. de Laat - wed. M. Leduc-van den Dungen |
1928 | wed. C.P. Meijs |
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 189